Telefonische bereikbaarheid: 053/85.98.98
Ma. tot don.:van 9u30 tot 12u00 en van 14u00 tot 16u30
Vrij.: van 9u30 tot 12u00 en van 14u00 tot 15u30
BTW BE 0439.913.806 | RPR - Gent, afdeling Dendermonde
KBC: 736-0308716-28 | IBAN: BE26 7360 3087 1629
info@axisfinance.be |
Vandaag de dag kan men stellen dat het goed beheer van een vermogen eveneens inhoudt dat de eigenaar van dit vermogen de nodige stappen onderneemt om er voor te zorgen dat zijn of haar erfgenamen zo weinig mogelijk successierechten moeten te betalen bij zijn of haar overlijden.
Dit kan onder andere gebeuren aan de hand van schenkingen.
De vraag stelt zich of een beschermde persoon nog aan successieplanning kan doen door een deel van zijn of haar vermogen "weg" te schenken aan het (laag) registratierechtentarief van 3% of 7%.
Sedert de wet van 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuw beschermingsstatuut kan een beschermde persoon een schenking doen maar dan wel onder strenge voorwaarden.
Behoudens andersluidende beslissing van de vrederechter gaat men uit van de principiële bekwaamheid van de beschermde persoon. De vrederechter zal dan ook uitdrukkelijk in zijn beschikking opnemen of de te beschermen persoon al dan niet bekwaam is om te schenken onder levenden.
Indien de vrederechter meent dat de beschermde persoon onbekwaam is om te schenken onder levenden, is het noodzakelijk om een machtiging van de vrederechter te bekomen vooraleer deze handeling kan gesteld worden.
Er kunnen zich twee situaties voordoen, afhankelijk van het feit of de beschermde wilsbekwaam is of niet.
De wet stelt dat een beschermde persoon die wilsbekwaam is een schenking kan doen na machting van de vrederechter op zijn of haar verzoek.
Met andere woorden, het verzoek tot machtiging gaat uit van de beschermde persoon zelf en niet van de voorlopig bewindvoerder.
De vrederechter zal nagaan of de beschermde persoon voldoende wilsbekwaam is en zal de machtiging weigeren indien de schenking tot gevolg heeft dat de beschermde persoon hierdoor dreigt behoeftig te worden.
De machtiging kan beschouwd worden als een gedeeltelijke opheffing van de handelingsonbekwaamheid van de beschermde persoon en deze zal dan ook zonder bijstand van zijn of haar voorlopig bewindvoerder de schenking kunnen uitvoeren.
In het geval dat de beschermde persoon niet langer wilsbekwaam is, laat de wet toe dat de voorlopig bewindvoerder een bijzondere machtiging bekomt zodat deze in naam en voor rekening van de beschermde persoon kan schenken.
Hiervoor dienen volgende voorwaarden te zijn vervuld:
- de beschermde persoon moet op het moment dat hij of zij nog wilsbekwaam was, hebben verklaard in de akte waarin hij/zij zijn of haar voorkeur voor een bepaalde bewindvoerder of vertrouwenspersoon kenbaar maakt, dat hij/zij de wil heeft te schenken
of
- de wil tot schenken blijkt uitdrukkelijk uit vroegere geschriften of mondelinge verklaringen van de beschermde persoon.
De schenking moet bovendien in verhouding staan met het vermogen van de beschermde persoon en mag deze niet dreigen behoeftig te maken.
Hoewel de nieuwe regeling ruimte laat voor successieplanning door of voor beschermde personen, zal het vooral gelden voor: