Telefonische bereikbaarheid: 053/85.98.98
Ma. tot don.:van 9u30 tot 12u00 en van 14u00 tot 16u30
Vrij.: van 9u30 tot 12u00 en van 14u00 tot 15u30
BTW BE 0439.913.806 | RPR - Gent, afdeling Dendermonde
KBC: 736-0308716-28 | IBAN: BE26 7360 3087 1629
info@axisfinance.be |
Als vennootschap moet u bij het afsluiten van een boekjaar altijd langs de kassa van vadertje Staat passeren die een deel van uw winst inhoudt als belasting. Nu zijn er meerdere manieren om geld uit uw vennootschap te halen (zie vorig artikel) alsook verschillende opties hoe kan bespaard worden op de belasting die hierop zal berekend worden. Één hiervan is de liquidatiereserve.
Bij de vereffening van een vennootschap kan een liquidatiebonus (dit zijn de reserves die aanwezig zijn in de vennootschap op het moment van de vereffening) worden uitgekeerd aan de bedrijfsleiding. In het verleden werd deze belast aan 10 % roerende voorheffing (RV). Sedert 1 oktober is de wetgeving echter veranderd en bedraagt de RV hierop 25%. Als redmiddel lanceerde de overheid de 'vastklikoperaties'. Hierbij kreeg een vennootschap de mogelijkheid zijn reserves vast te klikken door middel van een kapitaalverhoging. Hierop moest ook slechts 10% RV worden betaald. Na 5 jaar kan er dan een kapitaalvermindering worden doorgevoerd om het geld te laten doorstromen naar de vennoten.
Dit was echter een tijdelijke oplossing.
Nu is het nieuwe redmiddel naar voor gebracht in de programmawet van 19/12/2014 namelijk de aanleg en uitkering van een liquidatiereserve.
'Wat is dat nu weer?' denken velen ongetwijfeld. Eigenlijk wordt vertrokken van hetzelfde principe als de vastklikoperatie maar met twee grote verschillen:
Een liquidatiereserve is de fiscaal meer voordelige 'vervanger' van de liquidatiebonus. Hierbij wordt een reserve aangelegd die een deel van of het volledige boekhoudkundige resultaat kan betreffen. Deze reserve kan aangelegd worden vanaf aanslagjaar 2015; er kunnen dus geen 'oude' reserves worden overgeboekt naar de liquidatiereserve.
Hierop wordt dan 10% RV gerekend die afgehouden wordt samen met de vennootschapsbelasting. Deze 10% wordt berekend door eerst het bedrag dat u wil aanleggen als liquidatiereserve te delen door 110/100 (dit is namelijk de brutoreserve).
Deze afzonderlijke aanslag van 10% is geen aftrekbare kost in de vennootschap.
Hier zijn wel twee mogelijke nadelen aan verbonden:
Afhankelijk van wanneer en om welke reden deze liquidatiereserve wordt uitgekeerd, zijn er drie mogelijke taxaties:
In totaliteit is de belastingdruk wel lager dan bij de uitkering van een 'gewone' reserve. In plaats van de 25% of 15% RV die wordt gevraagd bij een gewone dividenduitkering, is de totale belasting bij deze werkwijze maar 22,73 % of 13,64% doordat deze berekend wordt op het bedrag na afhouding van de 10%.
Een vennootschap sluit zijn boekjaar 2014 af met een winst van € 10.000. Er zijn voor € 5.000 aan verworpen uitgaven en er is een notionele intrestaftrek van € 1.000. Dit levert een fiscaal resultaat op van € 14.000. Hierop moet 33% vennootschapsbelasting worden gerekend dus € 4.620.
Het boekhoudkundige resultaat na belasting bedraagt dus € 5.380 (€ 10.000 - € 4.620).
Indien hier een liquidatiereserve moet voor worden aangelegd, moet er wel de afzonderlijke aanslag van 10% eerst worden uitgehaald. Op € 5.380 is er dus een nettoliquidatiereserve van € 4.890,91 (€ 5.380/110 x 100) en een te betalen RV van € 489,09.
Bij een uitkering binnen de 5 jaar moet dus € 733,64 (15% x € 4.890,91) extra RV worden betaald, na 5 jaar nog € 244,55 (5% x € 4.890,91).
De aanleg van een liquidatiereserve is een fiscaal voordelige manier om geld uit de vennootschap te halen. Enkel bij verwachte verliezen in de toekomst is deze 'truc' niet aan te raden. Wanneer deze reserve wordt aangelegd en deze wordt slechts uitgekeerd na 5 jaar is deze in totaliteit slechts belast aan 13,64%. Voor advies hierover en de praktische uitwerking hiervan gaat u best te rade bij uw boekhouder.